Schaal

Ik weet nog waar het was, langs de Moezeldreef, maar niet in welk jaar en ook niet in welk jaargetijde. Uit het schemerdonker rond de avondspits zou af te leiden zijn dat het niet hartje zomer of winter betrof, maar een tussenseizoen. Tussen de weg en het fietspad groeiden lage struiken. Ik liep over het voetpad ernaast en zong. Soms bijna schreeuwend, dan weer fluisterend vulde mijn stem naadloos de energie van het voorbijrijdende verkeer aan. Mijn lichaam paste zich al wandelend ook aan, wat resulteerde in een onregelmatige tred en soms een draai om mijn verticale as. Het zou goed kunnen dat ik nu en dan met een arm boven mijn hoofd zwaaide. Alles om, geheel intuïtief, harmonie in dat stukje van het universum te bewerkstelligen, of te behouden. Het lukte. Zonder dat zij zich ervan bewust waren begeleidde ik de automobilisten veilig huiswaarts.

Het is een geïsoleerde herinnering; wat eraan voorafging ben ik kwijt, net als wat erop volgde. Het lijkt, als ik eraan terugdenk, eerder een droombeeld dan iets uit de realiteit. Het lijkt ook bijna een ander dan ikzelf die dat meemaakte. Ik was het wel. Ik verkeerde op dat moment in een staat van extreem hoge gevoeligheid. Meestal heb ik dat niet, dat uitermate openstaan, maar het is wel vaker voorgekomen. Langer geleden liep het een paar keer erg uit de hand en waren opnames nodig. Lang en moeizaam herstel volgde. Recenter kon ik het opvangen met rust nemen en extra medicatie. Het zou niet realistisch zijn te denken dat het voortaan wegblijft.

De diagnose die erbij hoort is schizoaffectieve stoornis, een indrukwekkend label dat eigenlijk weinig zegt. Het omkadert vooral een hokje, een ruimte voor de enkeling, apart van alle anderen die dat niet hebben.

Maar er is iets aan het verschuiven in de psychiatrie. Er ontstaat een nieuwe manier om naar psychisch lijden te kijken, onder meer gepropageerd door de vooruitstrevende psychiater Jim van Os. Hij legde het onlangs haarfijn uit in Het Marathoninterview op Radio 1 (ook als podcast beschikbaar). Diagnoses zijn volgens hem maar nattevingerwerk en kunnen beter afgeschaft worden. Het is veel beter om een schaal te hanteren om een bepaalde gevoeligheid aan te duiden, zoals autisme een spectrum kent.  Voor mij geldt dan dat ik psychosegevoelig ben. In plaats van bipolair ben ik bovendien stemmingsgevoelig. En vooruit, om het plaatje compleet te maken: geen angst- en paniekstoornis maar angstgevoelig. Kortom: gevoelig.

Het is niet alleen maar het beestje een andere naam geven, het is een heel andere visie, want zoals iedereen wel iets autistisch heeft, al is het vaak heel weinig, zit ieder mens ook ergens op de andere genoemde schalen van gevoeligheid. Door dat te onderkennen verdwijnt het harde onderscheid tussen mensen die er veel onder te lijden hebben en mensen die minder moeite ondervinden. Omdat het ook impliceert dat we meer bij elkaar horen dan volgens de oude zienswijze, ervaar ik dat als heel troostrijk.

Vlaag

Er spande een netwerk samen van mensen die mij op een pijnlijke manier lesjes wilden leren. Keer op keer bleek ik de joker, de dwaas, de schlemiel. Elke ooit opgevangen frase, elk gebaar en iedere blik plaatste ik in een voor de gelegenheid bedachte context, waarbij ze bewijs leverden voor mijn knullige onwetendheid en voortdurende onkunde. Dit leidde tot diepe schaamte. En verdriet.

Dat was vooral ’s nachts. Overdag ervoer ik hulp, vooral van boven, zou je kunnen zeggen, maar het had ook van beneden kunnen zijn, of van opzij. Er was bijvoorbeeld een windvlaag speciaal voor mij. Niets kan de schoonheid evenaren van mystiek, die jij af en toe opmerkt, en die voor mij continu leefde.

Mooi. Tegelijk was het vreselijk, omdat ik in rap tempo grip verloor.

Het is ruim een kwarteeuw geleden dat zoiets me voor het eerst overkwam. Ik meende inmiddels voldoende te hebben geleerd om zo’n aanval te pareren. Dat heb ik ook vaak gedaan, met succes. Het was mijn kunst geworden op tijd te signaleren en adequaat te reageren.

Ik had niet gedacht nog in een psychose te raken. Mis. Want toen kwam deze, een komeet die onverwacht insloeg. Ik had hem niet zien aankomen, anders wellicht dan de oplettende lezer van dit blog.

Ik heb er een hekel aan om te spreken van cirkels die rond zijn. Er hangen altijd nog rafels aan. Toch is het bij deze zo. Klaar. Dit was echt de laatste.

Hoor ik achter in de zaal iemand schateren?

Top

In een opwelling had ik twee van die loodzware grindtegels achter uit het terras gewrikt om ze een stukje te laten zakken. De poort klemde al een tijd. Eerst dacht ik hem uit zijn scharnieren te moeten lichten en er een stuk af te schaven. Dank (aan wie of wat dan ook) voor het heldere moment waarin het idee zich manifesteerde om iets aan de stenen te doen in plaats van aan het hout. Mijn overhemd ging ervoor uit. Het lukte me.

Toen Melanie bij thuiskomst het resultaat zag, zo netjes achtergelaten als een stratenmaker dat doet, met wat zand erover dat tussen de voegen kan sijpelen, vroeg ze zich af of het wel goed ging met me. Er rinkelde een belletje. Die ochtend had ik al in een appje laten weten een beddenwinkel te hebben gebeld, heel voortvarend, over een nieuwe matras. Zo daadkrachtig kende ze me niet, althans niet in gezonde doen.

Haar zorgen rezen zelfs nog voordat ik had verteld in het zwembad een uur borstcrawl te hebben gezwommen, ’s middags ook nog even naar de plas te zijn geweest, direct naar tevredenheid en vlot op een mail van een coachklant had gereageerd (waar ik normaal lang over doe met doorgaans twijfel over het geschrevene) én uitstekend had zitten mediteren.

Dat ik eten had besteld en niet zelf gekookt, stelde haar enigszins gerust. Ik kon bovendien verzekeren dat ik onder alle activiteit juist heel kalm was gebleven. Tot ze erover begon, en ik na ging denken. Kak.

Rem

Het is niet eerder gebeurd dat ik verwees naar een blog van de voorgaande week. Ik wil er deze keer een kanttekening bij plaatsen, zonder de waarde ervan teniet te doen. Het ging erover dat ik zo blij was, al langer achtereen. Ik voelde me beter dan ooit.

Na publicatie sloegen de zenuwen toe over de vraag of ‘zo goed’ misschien overging in ‘te goed’. Daar moet ik op blijven letten. Dat is de mentale omstandigheid waar ik mee te leven heb. Het leidt soms tot de wanhopige gedachte dat dit nou nooit eens ophoudt. Het houdt inderdaad nooit op.

Het blijft lastig ermee om te gaan, vooral omdat een mogelijke ontsporing zich altijd weer in een andere gedaante voordoet. Het depressieve gedeelte is niet het grootste gevaar, het gaat vooral om het doorschieten naar boven. Dat is lang niet meer gebeurd, inmiddels meer dan tien jaar, maar de dreiging blijft.

Ik nam mijn zenuwen serieus en wenste dat het geluk iets minder zou worden. Paradoxaal genoeg ben ik blij dat dat is gebeurd. Als ik nog hoger was gegaan, zouden mijn voeten van de grond zijn losgeraakt. Het was tijd die high de kop in te drukken.

Het is de verworvenheid van lang leven met bipolariteit dat ik ruim op tijd ben met bijsturen. Het is deze week weer iets meer zoeken naar licht in het weerbarstige van de dag. Hoewel zo’n piek, of tijdelijke hoogvlakte, af en toe zeker welkom is, zou ik niet anders willen dan dit.

Zonnebril

Sinds lange tijd keek er weer eens een meisje om. Het was eigenlijk een jonge vrouw. Het hoort intussen bij mijn leeftijd dat jonge vrouwen voor mij meisjes zijn. Ze droeg een niets doorlatende zonnebril. Strikt genomen was er dus geen blik waarneembaar, alleen het begin van een glimlach rond haar mond.

Waar had ik dat aan te danken? Stond mijn eigen gezicht eens niet op onweer? Zou goed kunnen. Het gebeurt de laatste tijd wel vaker dat het ontspant, dat mijn mondhoeken vanzelf en zonder aanleiding omhoog krullen. Het is niet iets van één dag, gaat al weken zo. Ik voel me beter dan ooit, moet althans ver terug voor een vergelijkbare stemming. Het is ongezond er lang bij stil te staan, maar het is (nog) zo ongewoon om iedere ochtend uit te kijken naar de komende dag. Ik moet geregeld in mijn arm knijpen om na te gaan of dit niet slechts een uiting van mijn bipolaire stoornis is.

Net als bij negatieve emoties zoek ik verklaringen. Wat overkomt me, wat doe en laat ik dat dit gebeurt? Ik kan daar lang over nadenken, uiteindelijk is het iets mysterieus en ongrijpbaars. Aan voorspoed kleeft nog wel die schaduw van het onherroepelijke einde ervan, onbekend hoe en wanneer. Het kan zo weer weg zijn.

Dit is saai om over te lezen, dunkt me. Het heeft niet de jeu die ellende omgeeft. Sorry. Ik ben momenteel gewoon een blije eikel. En als er dan ook nog eens een meisje omkijkt…

luistersuggestie: Dansmuziek – Doe Maar (YouTube)