Partners

Begin januari was in korte tijd de intensiteit van leven enorm toegenomen. Melanie had overweldigende ervaringen na het volgen van een vijfdaagse zen retraite. Zo’n retraite had ze vier keer eerder gedaan, steeds in de laatste week van het jaar, en dat was haar alle keren goed bevallen. Dit jaar had ze er eerst niet zo’n goed gevoel over, in de zin dat het minder met haar deed dan de voorgaande edities. Pas na een paar dagen kreeg de uitwerking gestalte, veel heftiger dan te verwachten was.

Ik zag wat er met haar gebeurde en kon de bijkomende emotionele buien helpen opvangen. Gaandeweg werd ik echter meegesleept, daar kon ik niets aan doen. Ik wilde er voor haar zijn, maar ging zelf slecht slapen. Op een vrijdagochtend belde ik de huisarts daarover. Die vond dat ik ook een beetje warrig klonk en verwees me door naar de crisisdienst. Aan het eind van de middag kon ik daar terecht. Melanie zou me vergezellen en we kozen ervoor om op de fiets te gaan.

Onderweg, nog maar net van huis, raakte zij ontregeld. Voor mij zat er niets anders op dan mijn shit bij elkaar te rapen en er ook op dat moment voor haar te zijn. Later die avond werden we met vervoer van Altrecht bij de crisisdienst afgeleverd. Daar was de verbazing groot dat de aandacht uit moest gaan naar mevrouw en niet naar meneer, die toch aangemeld was. Voor mij achtte de arts het voldoende om met extra medicatie naar huis te gaan, opdat ik een paar nachten goed zou slapen. Melanie mocht blijven.

Mijn steun en stabiele toeverlaat lag in puin. Het was de wereld op z’n kop. Ik was altijd degene geweest wiens stemmingen konden schommelen. Zij was het baken waar ik op kon varen. Die tijd is voorbij, in ieder geval voor even. Ze is twee en een halve week opgenomen geweest. Inmiddels is ze ruim drie weken thuis en in rap tempo aan de beterende hand. Het bleek voor haar gunstig om met een doorgewinterde ervaringsdeskundige te zijn. Ik kon haar op valkuilen wijzen en indien nodig haar een beetje bij de hand nemen. Dat is een rol die me goed past. Ze klautert echter zelf uit het dal waar ze, zoals verwacht, na de klap in terechtkwam.

Wat overeenkomt is dat we nu allebei psychotisch zijn geweest, een situatie die je niet had kunnen verzinnen. In tegenstelling tot mijn verhaal van jarenlange arbeidsongeschiktheid ziet het ernaar uit dat zij de draad op kan pakken, over enige tijd geleidelijk weer aan het werk. Ik heb er goede hoop op, zij ook. Ze mag dan misschien iets minder stabiel zijn dan voorheen, ze is zeker nog beresterk.

Pet

In de diepte van mijn laatste psychose bereikte me een nummer van Nat King Cole: Smile. Anders dan de titel doet vermoeden is het een intens droevig klinkend lied. Het is zoet en rauw tegelijk. De eerste regels gaan zo: Smile, though your heart is aching/ Smile, even though it’s breaking. Met wel meer dat pijn deed en brak, raakte dit een snaar.

Mooi eraan vind ik onder meer dat er geen structuur in zit van couplet en refrein, het meandert wat. En bevat dit: Light up your face with gladness/ Hide every trace of sadness. Zie hoe het drie keer rijmt. Als ik in hem of haar geloofde, zou ik dit als rechtstreeks werk van god beschouwen.

Het lied herinnert me keer op keer aan een zelf bedachte opdracht. In de hoop het een beetje heel te houden sluit ik het gebod in mijn hart. Ik oefen ermee, niet zoals je wellicht verwacht voor de spiegel, maar vooral wandelend en op de fiets. Zo’n beetje voor mezelf, onder de klep van mijn pet. De benodigde spieren blijken in onbruik te zijn geraakt. Ik moet moeite doen om die mondhoeken wat op te trekken.

Nazoeken leert dat de melodie filmmuziek is uit 1936 van ene Charles Chaplin, achttien jaar later van tekst voorzien door John Turner en Geoffrey Parsons. King Cole voerde het geheel als eerste uit. Er volgden daarna nog velen. Het lied is veel bekender dan ik dacht. Hoeveel mensen met mij oefenen op deze wijs hun glimlach?

Vlaag

Er spande een netwerk samen van mensen die mij op een pijnlijke manier lesjes wilden leren. Keer op keer bleek ik de joker, de dwaas, de schlemiel. Elke ooit opgevangen frase, elk gebaar en iedere blik plaatste ik in een voor de gelegenheid bedachte context, waarbij ze bewijs leverden voor mijn knullige onwetendheid en voortdurende onkunde. Dit leidde tot diepe schaamte. En verdriet.

Dat was vooral ’s nachts. Overdag ervoer ik hulp, vooral van boven, zou je kunnen zeggen, maar het had ook van beneden kunnen zijn, of van opzij. Er was bijvoorbeeld een windvlaag speciaal voor mij. Niets kan de schoonheid evenaren van mystiek, die jij af en toe opmerkt, en die voor mij continu leefde.

Mooi. Tegelijk was het vreselijk, omdat ik in rap tempo grip verloor.

Het is ruim een kwarteeuw geleden dat zoiets me voor het eerst overkwam. Ik meende inmiddels voldoende te hebben geleerd om zo’n aanval te pareren. Dat heb ik ook vaak gedaan, met succes. Het was mijn kunst geworden op tijd te signaleren en adequaat te reageren.

Ik had niet gedacht nog in een psychose te raken. Mis. Want toen kwam deze, een komeet die onverwacht insloeg. Ik had hem niet zien aankomen, anders wellicht dan de oplettende lezer van dit blog.

Ik heb er een hekel aan om te spreken van cirkels die rond zijn. Er hangen altijd nog rafels aan. Toch is het bij deze zo. Klaar. Dit was echt de laatste.

Hoor ik achter in de zaal iemand schateren?

Vrij

Ik kon de invalshoek maar niet bedenken om over de kauwen te schrijven die tijdens de schemering bij de hoogste verdieping rond de flat zwermden.

Op een ochtend zag ik zomaar een viertal putters scharrelen tussen de katjes op straat. Het was mogelijk, volgens een vogelsite, de soort waar te nemen, maar niet waarschijnlijk. Ik hield me in en plaatste niets op de buurtapp.

Aan het eind van de dag maakte ik een wandeling. Op dat moment nam ik het besluit te streven zo vrij te zijn als de kauwen, hoewel het meteen te beperkt overkwam; dat eindeloos heen en weer gezwenk en steeds samen met je partner op zoek moeten naar het beste plekje op de rotswand.

In het park op de heuvel aangekomen drong tot me door dat ik hoog boven alles zweefde. Ik stond er niet lang bij stil, hield mijn pas nauwelijks in. Weer beneden vloog een wolk van meer dan twintig putters voor me op. Hun vlucht tintelde me.

Thuis heb ik nog bedacht of het geloofwaardig zou zijn de zeearend hoog boven de kauwen te laten zweven. Dat zijn snavel de volgende ochtend op de voorpagina van de krant prijkte, verraste me niet eens.

Zes doorwaakte nachten volgden. Ze waren schaamtevol, hartbrekend, angstaanjagend en soms onwaarschijnlijk in hun waarheid. Ook bemoedigend vanwege alle hulp van zowel mensen als engelen. Meer dan ooit werd ik ermee geconfronteerd dat er meer is dan wat ik doorgaans waarneem.

Zoals nu met mijn voeten weer op de grond.

Uitnodiging

Een goede crisis hoeft niet lang te duren. Voor mijn laatste was anderhalve week genoeg, wat overigens niets over de diepte ervan zegt. Van buiten gezien was het een manische opstoot, die veel in zich had om uit te groeien tot een psychose. Alle zeilen moesten bij om echt erg te voorkomen. Of ze moesten juist gestreken, om de vaart eruit te halen. Het was nogal een beweging waarin ik was beland.

Het is ondoenlijk, al wil ik het nog zo graag, te omvatten wat die dagen me hebben gebracht. Ik weet al niet meer wat er door me heen ging, met welke uitnodiging het universum nou precies kwam. Het is als een droom. Van het onderdompelen in die stroom herinner ik me vooral dat het ondanks de ellende een hele rijkdom in zich had.

Ik blijf daarom zoeken naar geschikte woorden. Vermoedelijk moet ik ervoor terug naar een middag bij de plas. Doorgewinterde zwemmer Willem was naar het veld gekomen en had, na wat dralen en niet om een bepaalde reden, besloten op de kant te blijven. Melani, winterzwemmer en schrijver, was onder de indruk en repte van ‘de moed om het niet te doen’. Dat klonk goed, vond ik. Zij vond het oké als ik het eens wilde gebruiken.

De frase kwam op en bleef me bij tijdens de recente verwarrende periode. In alle bescheidenheid durf ik te zeggen dat die zo kort was vanwege mijn grote moed het niet te doen, er niet op in te gaan.