Er is wat moed voor nodig om te winterzwemmen. In de eerste plaats om eraan te beginnen, en later om door te zetten. Het is in essentie je kwetsbaar opstellen. De natuurelementen krijgen vat op het naakte lichaam. Er is het koude water met soms golven die in het gezicht slaan. Lichte onderkoeling is onvermijdelijk, tenzij je er heel kort in blijft, wat voor de meesten van ons niet de sport is. Eenmaal weer op de oever is er de lage luchttemperatuur. De wind onttrekt warmte aan de nog natte huid. Onverwijld afdrogen en aankleden is geboden.
We hebben geen kleedruimte bij de Plas. Meegenomen stukjes plastic beschermen onze spullen tegen vocht uit het gras en kunnen in geval van dreigende regen eroverheen worden gevouwen. Sommigen hangen hun kleren aan de fiets. Het gaat zo.
We hebben een vaste stek op de ligweide. Ook in de zomer,
als er veel meer gasten zijn, is dat ons domein. Het is de plek waar we
verzamelen, waar we liggen te zonnen, praten of puzzelen of een krant lezen. De
oudste Kees betrekt altijd de uiterste hoek. De anderen nestelen zich ergens in
de beschutting van de houtwal.
Nestelden, moet ik zeggen, want die wal is weg. Het was een
imposant bouwwerk dat in de loop van twintig jaar gestalte had gekregen. Het
was in de winter een welkome bescherming en fungeerde in andere jaargetijden
als gezegd als pleisterplaats, bijna niet meer weg te denken. De stammen en
takken waren begroeid met klimop en andere planten. Het geheel paste prima in
de omgeving. Heel natuurlijk, zou je kunnen zeggen.
De beheerder van het terrein dacht daar anders over, of eigenlijk
vooral de handhaver, een buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van het
recreatieschap. De wal onttrok weleens door mannen uitgevoerde seksuele
handelingen aan het oog. Daar moest de wal voor boeten.
Het hout was ineens verdwenen. Op een dinsdagochtend begin
januari heeft een aannemer zwaar materieel ingezet om de boel te ruimen, ons
later op de dag in ontsteltenis achterlatend. Zonder overleg of op z’n minst
een waarschuwing vooraf had er een volledige kaalslag plaatsgevonden. De grond
was omgewoeld door dikke banden, het riet was plat, diverse bomen gekapt, de
broeihoop van de ringslangen gesloopt. Heel onnatuurlijk, zou je kunnen zeggen.
We hebben later in een gesprek nog wat uitleg gekregen. Het
zou ook om groot onderhoud gaan van het terrein. Maar de belangrijkste reden van
de sloop bleek toch het terugdringen van het praktiseren door die mannen. Wij hadden
daar echter veel minder last van dan we profijt hadden van de wal. In de winter
wordt er sowieso niet veel gepraktiseerd.
Het hoekje is nog begaanbaar maar te modderig om er uit en
aan te kleden. We staan nu verspreid over het veld, zoekend naar wat
beschutting tegen de winterwind die van alle kanten vrij spel heeft.
Ik moet dit natuurlijk niet overdrijven, we kunnen klaarblijkelijk wel wat hebben, er zijn bovendien ergere dingen, toch voelt het ontheemd. Het is in ieder geval een rotstreek.